VRIJE TIJD
“Heerlijk ontspannend
vind ik het om aan het
water te zitten”
Frits Kuiperij Voilà
61
reageert
onmiddellijk en zet koers richting loswal.
Lewie laat
zijn hengel even voor wat die is en haalt een plastic zak met oud
brood uit de auto tevoorschijn. Wanneer hij weer op zijn stek zit,
is de zwaan net bij de loswal aangekomen. Hij rekt zijn lange nek
nog verder uit en neemt een snee brood aan die Lewie hem aanreikt.
“Een echte vriend, deze zwaan. Daar krijg je meer dan
terug
dan van sommige mensen.”
Even later heeft Lewie eindelijk beet. Een voorn bungelt zwiepend
aan de vislijn. “Die is voor jou”, roept Lewie naar zijn
buurman,
Frits Kuiperij (73) uit Venlo. Frits zit al een tijdje
tevergeefs
naar een voorntje te hengelen dat als aasvis kan
dienen voor een snoekbaars.
BAMBOESTOK
“Nou kan het echte werk beginnen en kunnen de grote jongens
komen”, zegt Frits dankbaar. Frits, geboren in Lichtenvoorde en
opgegroeid in Rotterdam, vist al sinds hij zes, zeven jaar was. “Ik
ben begonnen met een bamboestok van een gulden. Niet te vergelijken
met het moderne hengelsportmateriaal van tegenwoordig.
Maar het mag niet te makkelijk worden, vind ik. De vis en ik
moeten gelijke kansen hebben. Hij moet vijftig procent kans hebben
om los te komen en ik moet vijftig procent kans hebben om
hem eruit te halen.”
Net als zijn buurman gooit hij de gevangen vis doorgaans terug in
het water. Heel af en toe neemt hij een snoekbaars mee naar huis.
Hoe je die klaarmaakt? “Geen idee, dat doet mijn vrouw, Betje,
maar hij smaakt in ieder geval goed.”
Betje was de reden dat Frits 55 jaar geleden de ene Maasstad
(Rotterdam) voor de andere (Venlo) verruilde. Toen zijn broer
verkering kreeg met een meisje in Limburg, ging hij weleens met
hem mee. Zo sloeg hij Betje aan de haak. “Wat zij ervan vond dat
ik vaak ging vissen? Dat was ze gewend, want haar vader was ook
een sportvisser. Nu komt ze af en toe mee en leest dan gezellig
een boekje naast me.”
BEVERS
Frits mag van Betje de hele week vissen, behalve in het weekeinde;
dan gaan ze samen naar hun voetballende kleinkinderen kijken.
Het komt zelden voor dat Frits bot vangt. Met tien tot vijftien vissen
heeft hij een goede dag. Vandaag wil het niet lukken. “Ik denk
dat het te warm is; dan gaan de vissen de diepte in. Natuurlijk is
het leuker als je iets vangt, maar dat weet je nooit. Dat is nou net
de sport. Soms zit je een paar uur te turen en gebeurt er niks en
dan ineens is het vier, vijf of tien keer kort na elkaar raak. Maar
ook als ik niks vang geniet ik. Nergens gaat de tijd zo snel als aan
het water. Er is altijd wel iemand die een praatje komt maken. En
ik geniet ook van de dieren die je in de buurt van het water ziet.
Geregeld zwemmen er bevers langs. En als de mussen jongen
hebben, komen ze soms een paar maden uit mijn doosje pikken.
Maar de vissen doen vandaag weinig.”
Intussen is het bij zijn buurman Lewie wéér raak. Een brasem
haalt hij deze keer boven water. Trots toont hij zijn vangst.
Lewie is in zijn nopjes. Nu Frits nog…