Limburg In Memoriam 7
Laat je hart spreken tegen nabestaanden
De dood. Een taboe waar veel mensen
liefst met een grote boog omheen lopen.
En als er dan iemand overlijdt, wat zeg je
dan tegen de nabestaanden? En wat niet?
Verlies- en rouwdeskundige Ellen van Uden
van Het Rouwkompas uit Stein geeft
antwoord.
Tekst: Judith Houben
Beeld: Wendy Boon
Gecondoleerd. Of klinkt dat te
kil? “Er is niks mis met ‘gecondoleerd’.
Maar doordat we het zo
vaak gebruiken, heeft het een
beetje aan betekenis verloren”,
vertelt verlies- en rouwdeskundige
Ellen Van Uden uit Stein. In
haar praktijk, Het Rouwkompas,
geeft ze psychosociale therapie
voor alle vormen van verlies.
Dus na een overlijden, maar ook
bijvoorbeeld na het verlies van
gezondheid, een echtscheiding
of ontslag.
“De perfecte condoleance
bestaat niet””
Als alternatief voor ‘gecondoleerd’
kun je volgens Ellen ook zeggen:
“Ik weet niet goed welke woorden
jou nu troosten, maar ik wil je
graag veel sterkte wensen in deze
moeilijke tijd en laten weten dat
ik aan je denk.” Ze ziet in haar
praktijk dat mensen die dicht bij
de nabestaanden staan, vaak
denken dat ze psychosociale hulp
moeten bieden. “En dat vinden ze
moeilijk. Maar je helpt ook al door
een pannetje soep te brengen. Of
te vragen hoe je kunt helpen.”
De perfecte condoleance bestaat
niet. “Het belangrijkste is dat je
vanuit je hart spreekt. En vaak
hoef je niet eens iets te zeggen.
Dan beginnen nabestaanden
vanzelf al te vertellen als ze de
ruimte krijgen”, vertelt Ellen.
Praten is altijd beter dan niets
zeggen of over een ander onder
werp beginnen. “Ja, ook al
verloopt dat gesprek onhandig
of onwennig. Zeg gewoon dat
je bang bent iets verkeerds te
zeggen. Jouw ongemak is niets
vergeleken met het verdriet van
de ander.” Herinneringen ophalen
of een anekdote over de overledene
kan zelfs even voor een
glimlach zorgen.
Wat je bijvoorbeeld beter niet
kunt zeggen is: ‘Je kunt altijd
bellen’. “Dat is natuurlijk goed
bedoeld. Maar zeker in het begin
gaan mensen je niet bellen. Ze
willen namelijk niemand tot last
zijn en hebben daar de fut niet
voor”, weet Ellen. Andere opmerkingen
die onbewust pijn kunnen
doen, zijn: ‘je bent nog jong’,
‘je krijgt wat je aankunt‘ of ‘ben je
er nu nog niet overheen’?
“Het zou fijn zijn als mensen rouw
meer leren begrijpen en accepteren.
Doordat we niet gewend
zijn over de dood te praten, zeg-
gen we soms onhandige dingen.
Geef ook nooit ongevraagd
advies. Iedereen rouwt op zijn
eigen manier en er is geen goed
of fout. Rouw is geen probleem
dat opgelost moet worden. Het is
niet te fixen”, benadrukt Ellen.
In haar praktijk krijgt ze regelmatig
vragen over de duur van
het rouwproces. Een van de
grootste misvattingen is dat je
bepaalde rouwstadia moet doorlopen
en daarna verder kunt leven
als daarvoor, vertelt ze. “Maar
het leven is veranderd en daar
moet je mee om zien te gaan. De
liefde en het gemis blijven. Rouw
blijft altijd bij je als een natuurlijk
verlengstuk van die liefde.” Ellen
noemt rouw een mooi eerbetoon
aan de overledene.
“Ook als iemand na langere tijd
nog over de overledene praat, is
dat normaal, ieder rouwproces is
uniek. Het is niet aan tijd gebonden.
En tijd heelt niet alle wonden.”
Wel kun je leren je verdriet
anders vast te houden en het
mee te nemen in je verdere leven.
Als je zegt dat iemand hulp moet
zoeken, impliceer je dat die ander
geen normaal rouwproces heeft.
Of dat de rouwtijd maar eens afgelopen
moet zijn. Zeg liever dat
je je zorgen maakt en vraag hoe
het op dit moment gaat. En als je
echt niet weet wat je kunt zeggen,
bedenk dan dat een knuffel of
een klein gebaar soms meer zegt
dan duizend woorden.”
Ellen van Uden