> delimburger.nl
ADVERTENTIE
Opgroeien in Limburg 9
is goed voor de ontwikkeling
Tekst: Meyke Houben
Beeld: Eline Dabekaussen en Nicole Tillie
Je hummeltje naar de kinderopvang brengen, zodat het zijn ouders
pas ’s avonds weer ziet: dat is zielig voor het kind. Zelfs haar eigen
medewerkers hoort Jolanda Rikers, directeur Kinder Opvang
Parkstad (KOP), dit wel eens zeggen. Het is een hardnekkig misverstand,
waarvan de oorsprong ruim een eeuw teruggaat, meent
Rikers. “Tijdens de Eerste Wereldoorlog moesten vrouwen in België
en Duitsland in fabrieken gaan werken, omdat hun mannen aan het
front waren gesneuveld. Kinderopvang was daar noodzakelijk. In het
neutrale Nederland bleven de vrouwen thuis bij de kinderen. Tot
eind jaren vijftig werden werkende vrouwen zelfs ontslagen als ze
kinderen kregen. Daardoor is het hier nog steeds niet zo ingeburgerd
dat je je kinderen naar de opvang brengt.”
Een eeuw later is het weliswaar geaccepteerd dat vrouwen buitenshuis
werken, maar de meerderheid doet dat parttime. Zeker zodra
er kinderen komen. “We hebben lang moeten opboksen tegen het
vooroordeel dat ouders hun kind alleen naar de kinderopvang brengen
als ze het niet op een andere manier kunnen regelen”, vertelt Jolanda.
“Nu bereiken we één op de tien baby’s. Dat loopt bij de tweejarigen
op tot ongeveer zestig procent. Maar zodra de kinderen vier jaar zijn
en naar school gaan, daalt het percentage weer naar twintig procent.
Dan wil de moeder er na school zijn voor het kind met de spreekwoordelijke
thee en een koekje.”
Stèphanie van Heuven van Staereling, media-adviseur bij Mediahuis
Limburg, koos er bewust voor om vier dagen te blijven werken na
de geboorte van haar drie kinderen Zoë (4), Sophie (bijna 2) en Odin
(bijna 1). “Sommige mensen in mijn omgeving vinden dat veel, maar
in 2021 mag dat toch geen probleem meer zijn. Ik ben er vrijdags en
in het weekend voor de volle honderd procent voor mijn kinderen
en ik denk niet dat ze iets tekortkomen. Ik denk zelfs dat ik nu een
betere mama ben dan wanneer ik altijd thuis zou zijn. Daar zou ik niet
gelukkig van worden.”
Jolanda en Stèphanie hoeven niet meer overtuigd te worden, maar
er is ook onderzoek dat de positieve eff ecten van kinderopvang
aantoont. Ruben Fukkink, hoogleraar Kinderopvang en educatieve
voorzieningen voor het jonge kind aan de faculteit der Maatschappij
en Gedragswetenschappen van de UvA, bestudeerde de
sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen die naar een kinderdagverblijf
of gastouder gaan. Zijn conclusie: kinderopvang helpt alle
typen kinderen om zich positief te ontwikkelen. Dat komt voor een
klein deel door de op kinderen aangepaste fysieke omgeving, maar
vooral door de interactie en de relatie van de pedagogisch medewerkers
met het kind. Het meeste profi jt hebben kinderen die veel
nabijheid ervaren met de professional, die weinig confl icten hebben
en zelfstandig zijn. Hun sociale ontwikkeling is beter ten opzichte van
andere kinderen; een eff ect dat in beperkte mate zelfs na-ijlt tot de
leeftijd van 18 jaar.
De pedagogische professionals zijn de spilfi guren voor de kwaliteit,
zegt Fukkink in zijn onderzoek. Een bewering die Jolanda alleen
maar kan onderstrepen. “Onze medewerkers zetten hun deskundigheid
en expertise dagelijks in om ervoor te zorgen dat de vierjarigen
na de kinderopvang zo goed mogelijk kunnen starten in het basisonderwijs.
We gebruiken de methodiek Speelplezier, waarbij peuters
spelenderwijs leren. Uitgangspunt is dat we eerst elk kind goed
observeren, zodat we zien wat het nodig heeft. Daar nemen we de
tijd voor en vervolgens stemmen we de activiteiten af op de behoefte
van het kind. Bij alles wat we doen, betrekken we de ouders, want zij
zijn het die de eindregie hebben over hun kind.”
Ook het onderdeel zijn van een groep is belangrijk voor de ontwikkeling
van een kind, meent Jolanda. “De kinderen leren samen spelen,
naar elkaar te luisteren en zich aan te passen aan de structuur van de
groep.” Veel aandacht gaat ook uit naar gezond opgroeien. “De keuken
is tegenwoordig het centrale hart van onze locaties. Daar ben ik trots
op. Om ervoor te zorgen dat de kinderen voldoende beweging
krijgen, gaan we elke dag minimaal een half uur naar buiten. Ook
bieden we zwemlessen aan of gaan we skiën in Landgraaf. Dat doen
we in nauwe samenwerking met maatschappelijke partners, zoals
sportclubs.”
Bij de komst van hun eerste kind, zijn Stèphanie en haar man zich
gaan verdiepen in de verschillende vormen van opvang. “We hadden
drie opties: iemand in huis, een gastouder of het kinderdagverblijf.
We hebben ervoor gekozen om
onze kinderen 2,5 dag naar het
kinderdagverblijf te brengen.
Vooral omdat de begeleiding
professioneel is en je er altijd op
terug kunt vallen, zonder dat je
– zoals bij een gastouder of
iemand in huis – van één persoon
afhankelijk bent.”
Het lukte Stèphanie om voor
Zoë een plek te bemachtigen
op een kinderdagverblijf van
MIK Kinderopvang, dicht bij huis
en onderdeel uitmakend van
een brede school. Zoë gedijt er
prima. “Ze is van zichzelf al vrij
vlot, maar we merken dat ze met
name in haar taalontwikkeling
extra wordt gestimuleerd door
de opvang. Haar woordenschat
is snel gegroeid. Ook het sociale
aspect is fi jn: ze leert op haar
beurt te wachten en in groepsverband
te werken. Toen ze op
de basisschool startte, was ze
daar al aan gewend.”
Haar tweede dochter Sophie
gaat behalve naar het kinderdagverblijf
ook één dag in de
week naar een gastouder.
“Sophie is een coronababy”,
lacht Stèphanie. “Door de lockdown
kon ze pas later bij het
kinderdagverblijf terecht. Zij was
in het begin wat eenkenniger
dan haar zus en ging minder
snel in haar ontwikkeling.
Grotere groepen was ze niet
gewend. Daarom werkt die ene
dag bij de gastouder goed, dan
krijgt ze alle aandacht.”
Stèphanie is zelf opgegroeid in
een gezin waar carrière maken
belangrijk was. “Mijn moeder
werkte fulltime. Ik heb dat nooit
onprettig gevonden. Ik denk
dat het voor een kind juist mooi
is om te zien dat zijn of haar
ouders ambitie hebben en zelfontplooiing
belangrijk vinden.
Natuurlijk realiseer ik me dat
we onze kinderen bij de opvang
een fors deel van de week
overleveren aan andere volwassenen.
Dat heeft ongetwijfeld
impact. Maar ik zie hoe gek
de kinderen zijn op de medewerkers.
En elk kind heeft
een eigen mentor, met wie
we al onze vragen kunnen
bespreken.”
Als er al een nadeel is aan de
kinderopvang, zijn dat vooral
de kosten, vindt Stèphanie.
“We zijn erg blij dat oma anderhalve
dag oppast, anders zou
het te duur worden. In totaal
betalen we ruim drieduizend
euro per maand, waarvan we
twee derde terugkrijgen van
de belasting. Jammer is wel
dat het toeslagensysteem
administratief erg omslachtig is.”
Een aantal politieke partijen
pleit er voor om de kinderopvang
gratis te maken.
“Een goed idee”, vindt Jolanda,
“maar op dit moment kunnen
we dat nog niet waarmaken.
We kampen met een personeelstekort
en een capaciteitsprobleem.
Onze organisatie wil
het liefst alle locaties onderbrengen
in integrale kindcentra.
Dat lukt nu niet, omdat de
scholen te weinig ruimte hebben.
Idealiter zouden scholen de
centrale ontmoetingsplek in de
wijk moeten zijn, waar iedereen
van nul tot honderd een leven
lang kan leren. Maar dat is nog
toekomstmuziek.”
“Voor een kind is het mooi om te zien
dat zijn of haar ouders ambitie hebben”
Stèphanie van Heuven van Staereling
Stèphanie van Heuven van Staereling en haar gezin