Opgroeien in Limburg 7
De strijd om de mbo’er
De arbeidsmarkt staat te springen om vakmensen zoals
loodgieters, horecapersoneel,
zorgmedewerkers en (elektro)
monteurs. Om alle openstaande vacatures te vervullen, zijn
meer mbo’ers nodig. Maar het aantal mbo-studenten daalt.
Hoe kunnen we het tij keren?
Tekst: Meyke Houben
Beeld: Getty Images
In het studiejaar 2021-2022 volgden
ruim 437 duizend jongeren
tot 25 jaar een mbo-opleiding.
Op het totaal van vervolgopleidingen
is dat een aandeel van
40 procent, becijfert het CBS.
Meer dan bij het hbo (35 procent)
en wo (25 procent). Maar waar
het aantal studenten op die laatste
twee opleidingen toeneemt,
treedt bij het mbo voor het eerst
in jaren een lichte daling op.
De verwachting is dat die trend
doorzet.
Beleids- en opiniemakers voeren
verschillende oorzaken aan voor
de teruglopende belangstelling
voor het mbo. Zo worden
het hbo en wo maatschappelijk
gezien hoger aangeslagen. Die
blik zou moeten kantelen, zei
minister Dijkgraaf van Onderwijs
tijdens het mbo-debat begin
november. Maar de praktijk is
weerbarstig. Gemiddeld zijn de
salarissen van afgestudeerde
mbo’ers immers nog steeds
lager dan die van hbo- en
wo-opgeleide studenten.
Voorzitter van de MBO Raad
Adnan Tekin denkt dat het voortgezet
onderwijs een rol kan
spelen om meer aandacht te
krijgen voor de mbo-opleidingen.
Bij hun loopbaanoriëntatie
zouden de scholen leerlingen
vaker met beroepen in aanraking
moeten laten komen.
Dat gebeurt nu ook al, meent
Salihe Sabanfakioĝlu, decaan en
studieloopbaanadviseur bij het
Bouwens van der Boijecollege in
Panningen. “Vanaf de brugklas
tot en met 6 vwo zijn wij bezig
met loopbaanontwikkeling.
Voorop staat daarbij dat leerlingen
leren waar hun talenten
liggen. We motiveren hen om
vanuit hun eigen drijfveren te
kiezen voor een profiel of een
vervolgopleiding.”
De school hanteert geen aparte
aanpak voor het mbo, maar er
zijn wel bijvoorbeeld oriëntatiedagen
bij diverse beroepen en
mogelijkheden om stage te
lopen, zowel voor vmbo- als
voor havo- en vwo-leerlingen.
Met verschillende mbo-opleidingen
werkt het Bouwens nauw
samen. “We informeren de leerlingen
over alle mogelijkheden
en zorgen, als ze eenmaal hebben
gekozen, voor een warme
overdracht. Zo verstrekt de
leerling samen met de mentor
een portfolio aan de vervolgopleiding
met nuttige informatie.”
Cijfers van het CBS uit oktober
2022 laten zien dat de studiekeuze
van jongeren in het mbo
de afgelopen jaren is veranderd.
Er is een afname van het aantal
studenten bij de richtingen
‘recht, administratie, handel en
zakelijke dienstverlening’ en bij
‘techniek, industrie en bouwkunde’.
Vergeleken met het
studiejaar 2011-2012 kiezen nu
meer studenten voor de richting
toerisme en recreatie of een
opleiding tot kapper, schoonheidsspecialist,
horecaondernemer
of bakker. ‘Gezondheid
en welzijn’ is niet langer de
meest gekozen studierichting
door jongeren. Terwijl vooral de
vraag naar praktisch opgeleid
personeel in de zorg en techniek
momenteel groot is.
De commissie Asscher, die
ervoor moet zorgen dat
mbo-scholen voldoende vakmensen
opleiden in de sectoren
waar nu een tekort is, stelde onlangs
voor om het collegegeld
voor mbo-studies in de zorg en
techniek te verlagen. Geen
goede zaak, vindt Sabanfakioĝlu:
“Zo creëer je uitzonderingen.
Bovendien gaan leerlingen dan
wellicht een studie kiezen op
basis van financiële motieven in
plaats van talent of drijfveren.
Dat kan ertoe leiden dat de
school of later de werkgever niet
het juiste talent op de juiste plek
heeft.”
De decaan ziet in de huidige
arbeidsmarktsituatie geen
aanleiding om scholieren in een
bepaalde richting te sturen. “Wij
focussen echt op het talent van
de leerling. Op dit moment is er
overal werk. Jongeren zijn ook
niet zo bezig met het arbeidsmarktperspectief:
zij kiezen
deels met hun hart, deels met
hun verstand. Natuurlijk juichen
wij het toe als een leerling de
zorg in wil, maar de arbeidsmarkt
is voortdurend in beweging.
Nu zijn er in bepaalde
sectoren tekorten, maar een
gemiddelde vmbo-leerling is
vanuit de brugklas tot en met
een mbo-diploma acht jaar
onderweg. Niemand weet hoe
de situatie tegen die tijd is.”
“Wij motiveren onze leerlingen om vanuit
hun eigen drijfveren te kiezen
voor een profiel of een vervolgopleiding”
App leert tieners omgaan met geld en heeft al duizenden gebruikers
Kan jouw tiener totaal niet met geld omgaan? Dan kan de app
Teenit hem misschien wel helpen. Zo kan je puber meteen zien
of het slim is om van zijn laatste geld de nieuwste Nike-schoenen
te kopen of dat hij daar beter mee kan wachten.
Bron: JM Ouders/Teenit
Beeld: Getty Images
Teenit is een app die speciaal
ontwikkeld is om tieners om te
leren gaan met geld. Volgens
cijfers van het Nibud zijn er
namelijk steeds meer jongeren
ook na hun 18e nog steeds erg
afhankelijk van de financiële
steun en het advies van hun
ouders. Leuk detail, de app is
niet alleen vóór tieners, maar
tieners hebben ook meegeholpen
aan de ontwikkeling.
Koppelen aan bankrekening
In de Teenit app kunnen tieners
tussen de 12 en 18 jaar, met
toestemming van de ouders,
eenvoudig en anoniem hun
eigen bankrekening koppelen
aan Teenit. De app bevat slimme
budgetteringsfuncties om
uitgaven en inkomsten helder in
beeld te krijgen.
Tatiana Lukyanova Pastukhova
is een van de oprichters van
Teenit: “Door het verdwijnen van
cash is geld voor veel jongeren
een abstract begrip en financieel
zelfstandig worden is daarom
lastiger. Wij brengen in de app
geld weer tot leven. Zo kunnen
jongeren veel beter beoordelen
hoeveel geld ze uitgeven en
hoeveel zij kunnen sparen. Het
is dus veel duidelijker waar ze
financieel staan.”
Duizenden gebruikers
De app is sinds eind vorig jaar
beschikbaar en heeft inmiddels
2.800 gebruikers. De eerste erva
ringen zijn heel positief. “Vooral
de duidelijke visualisaties van
binnengekomen en uitgegeven
geld vinden tieners prettig.”
Met een beloningssysteem kunnen
tieners meer kennis opdoen
over de financiële wereld. “Ze
kunnen punten verdienen die
onder meer kortingscodes en
andere financiële beloningen
kunnen opleveren. Dat motiveert
tieners om zich meer te verdiepen
in de wereld van digitaal geld”,
zegt Tatiana.