Woensdag 07. 06. 2023 REGIO 11
Kleerkast vol relikwieën van een gezin
in onze straat. Andere meisjesnamen
waren er toen blijkbaar nauwelijks.
Het rode truitje moet al ongeveer
vijftien jaar gedragen zijn, toen
jongste zus Nel in het naar geel verkleurende
truitje naar school
mocht. Haar broers hadden we in
de loop der jaren altijd gezien in
werkelijk onverslijtbare manchester
pofbroeken, ook drollenvangers
of studentenbroeken genoemd, die
wonder boven wonder nooit versteld
waren. Manchester-stof uit
Engeland stond bekend als ijzersterk.
Ook de meeste arbeiders van
de steenfabriek droegen manchester
broeken, of overalls van het
merk KLM, dat ‘Kan Langer Mee’
betekende. Hoewel kinderen die in
KLM-overalletjes liepen droomden
dat ze pilootjes waren.
Dertig jaar groei en bloei
Onze klerenkast hing voor de helft
vol met afgedragen kleding. Alles
wat erin hing, bleef er hangen. Ook
de kleren die te klein waren geworden
voor het laatste kind. Vaak
stond mijn moeder ernaar te kijken
en aaide over onze versleten broeken
en de jurken van mijn jongere
zus.
Nu, na een mensenleven, begrijp ik
het pas. De kast bevatte het grootste
deel van haar leven en misschien
wel het beste. De tijd waarin
ze haar kinderen zag opgroeien.
Een jaar of dertig van groei en bloei,
vanaf de geboorte van het oudste
kind tot het uit huis gaan van de
jongste, werd bewaard in die kast
met afgedragen kleren, die alle momenten
van geluk en verdriet terughaalden
door ernaar te kijken
en ze even aan te raken. De relikwieën
van een gezin.
Een eer
Nu snap ik pas dat ze blij was als ze
een oude broek met kapot zitvlak
had hersteld, zodat ik weer met een
hele broek gezien mocht worden.
Het was haar eer dat we met gave
kleren, hoe vaak ze ook versteld waren,
naar kerk en school konden.
Waarschijnlijk is ze gelukkiger geweest
met onze vaak verstelde
broeken dan met broeken die ze in
een winkel had kunnen kopen.
van nul tot nu
Door ton van reen
Van modeshows hadden wij in de
jaren vijftig nooit gehoord. Bij ons
in de Ringovenstraat in Panningen,
grotendeels bevolkt door
arbeidersgezinnen, hield niemand
zich met mode bezig. Men droeg
de kleren die men had en die
waren zo sober dat het woord
mode er niets mee van doen had.
Zo was het in alle wijken en
buurten in Limburg waar arbeiders
woonden.
Toch was er elk jaar een modeshow
voor kinderen: de eerste maandag
van september, na de grote zomervakantie.
Op ons best gekleed gingen
we terug naar school. In kleren
die heel waren; nieuwe kleren droegen
kinderen uit onze straat zelden
of nooit.
De enige geluksvogels die wel eens
wat nieuws aan hun lijf hadden, waren
de oudste kinderen in de gezinnen.
Ze droegen op die eerste
schooldag een door moeder of de
thuisnaaister genaaide broek,
meestal uit een stuk stof van een
oude broek van vader of opa, altijd
met één pijp een beetje korter dan
de andere, of een door oma gebreide
trui die op de borst wat strak zat
en aan de onderkant uitliep in een
ruimzittende jurk. Nieuwe schoenen
zag je zelden, maar afgedragen
klompen des te meer, vaak gebarsten
maar gerepareerd met een ijzerdraadje
om de delen bij elkaar te
houden.
Versteld kontvlak
Wie ook nog een beetje geluk hadden
waren de kinderen die de tweede
jongen of het tweede meisje in
huis waren. Ze droegen de broeken
en jurken die te klein waren geworden
voor hun oudere broer of zus.
Daar was nog niet veel mis mee.
Maar helaas, zelf was ik de derde
jongen thuis, dus kreeg ik aan het
begin van het schooljaar de korte
broek die mijn twee oudere broers
al hadden gedragen, met een versteld
kontvlak, gewoonlijk van een
andere stof of van een net iets andere
kleur. Het lag er maar aan wat de
thuisnaaisters aan stof voorhanden
hadden.
Het beroep van thuisnaaister verdween
door de komst van de grote
Ton van Reen als afdragertje van de kleren van zijn twee oudere
broers. Foto collectie ton van reen
confectie-ateliers en de import van
goedkope kleding uit lagelonenlanden.
Grote gezinnen
Er waren veel grote gezinnen. In
onze straat woonde een gezin met
vijf dochters en vier zonen, waarvan
de vader arbeider was op de
steenfabriek met een loon van 36
gulden voor een werkweek van 42
uur. Gezinnen met meer dan tien
kinderen waren geen uitzonderingen.
De meisjes droegen kleren tot deze
op de draad versleten waren. Het
rode truitje met kanten randje aan
de hals, dat waarschijnlijk wel eens
hersteld of vervangen was – dat wel
– en dat in de loop der jaren was verkleurd
naar roze en toch heel mooi
bleef, had ooit toebehoord aan oudste
zus Leen en werd daarna in de
loop der jaren gedragen door Mia,
Door, Truus en Nel. Alle meisjes
waren begiftigd met de namen van
oma’s en tantes, zoals alle andere
Mia’s, Doortjes, Truussen en Nellen
Venlo
Première ‘Hoor je mij?’
in De Maaspoort
Philharmonie zuidnederland speelt in
juni de nieuwe educatievoorstelling
‘Hoor je mij?’ in verschillende theaters
en concertzalen in Noord-Brabant
en Limburg. De première is op 9
juni in Theater De Maaspoort in Venlo.
Hoor je mij? is een voorstelling over
je anders voelen, goed luisteren
naar jezelf en anderen en je eigen
kracht vinden. Daarnaast leren de
kinderen ook over instrumenten én
wat instrumenten je kunnen vertellen.
Extra bijzonder aan de voorstellingen
in Venlo – er zijn er twee
op 9 juni – is dat VluchtelingenWerk
Nederland ook aanwezig zal zijn
met zo’n 440 kinderen van AZCscholen.
Dit zijn scholen die bij asielzoekerscentra
horen en onderwijs
geven aan nieuwkomers, zoals kinderen
van vluchtelingen.
Alle leerlingen oefenen vooraf flink.
Ze komen namelijk niet alleen om te
luisteren, maar ook om mee te doen.
De kinderen worden hierop voorbereid
met speciaal ontwikkeld digitaal
lesmateriaal. In totaal zullen dit
seizoen zo’n 3500 leerlingen deze
voorstelling bezoeken.
Kessel / Kessel-Eik
Kunst in de Tuin met
negentien deelnemers
De vierde editie van Kunst in de
Tuin in Kessel en Kessel-Eik vindt
plaats op zondag 18 juni. Negentien
kunstenaars exposeren hun werken
in tuinen. De kunstenaars zullen
zelf aanwezig zijn om over hun werk
te vertellen. De tuinen zijn gratis
toegankelijk van 11.00 tot 17.00 uur.
Een routebeschrijving kost 2 euro en is af te
halen bij de receptie van kasteel de Keverberg
in Kessel.
Foto ter illustratie.
Foto Getty Images
‘Jonge klare verzachtte ‘leed’ van
degene die in huid draak kroop’
noopt om selectief te werk te gaan.
En daar zijn de verantwoordelijken
uitstekend in geslaagd”, stelt Verdonck.
De Beeselnaar weet waar hij
over praat, hij hanteerde immers
van 1994 tot 2010 binnen de stichting
Draaksteken de voorzittershamer.
Verhalen over het Draaksteken
door de eeuwen heen zijn er legio.
Evenals filmbeelden en foto’s. Een
selectie daarvan kan de bezoeker
bekijken op twee interactieve
schermen. „Aan deze draak kleeft
nog wel een leuke anekdote”, vertelt
Paul Geraedts wijzend naar een afbeelding
op een van de fraai vormgegeven
panelen aan de wand van
het museum. „Anders dan bij de
laatste edities werd de draak in
vroegere uitvoeringen niet mechanisch
aangedreven, maar zat er iemand
in die met het pak rondliep.
Kijk maar naar de benen die eronderuit
steken. Dat was natuurlijk
niet heel erg comfortabel. Om het
‘leed’ van degene die letterlijk in de
huid van de draak kroop wat te verzachten,
of de zenuwen onder controle
te houden wellicht, was er in de
draak een plankje gemaakt waarop
een fles jonge klare stond.”
„Informatief en educatief”, zo vatten
Verdonck en Geraedts de tentoonstelling
samen. „En zeker een
bezoekje waard.”
De expositie is tot eind september iedere
zondag en op de dagen dat het Draaksteken
plaatsvindt geopend van 11.00 tot 17.00 uur.
De toegang is gratis (vrijwillige bijdrage).
» Vervolg van voorpagina.
Bij binnenkomst in de hal ontwaart
de bezoeker meteen een bijzonder
schilderij van Sint Joris in gevecht
met de draak. „Dat hangt normaal
gesproken redelijk verscholen in
het priesterkoor van de Gertrudiskerk”,
vertelt Verdonck.
De expositie voltrekt zich vervolgens
in een tweetal ruimtes. „Want
meer zijn er niet”, vult voorzitter
Paul Geraedts met een glimlach aan.
„Klein maar fijn, zeg maar. We hadden
met gemak een veelvoud kunnen
vullen, zoveel materiaal is er beschikbaar.
Maar juist deze beperking
heeft de werkgroep die de
expositie heeft samengesteld ge-
Paul Geraedts (links) en Fons Verdonck in het Museum Besel, waar
tot eind september een expositie rondom het Draaksteken te zien
is. Foto Lé Giesen