ADVERTENTIE > delimburger.nl
12 VOL pgroeien Sinterklaasgeschenk
Met Sinterklaas , begin jaren 60, had ik een grote houten tractor met kar gekregen.
Ik had dit cadeau nooit op een verlanglijst gezet. Mijn vader en een oom hadden dit
in elkaar geknutseld. Ik speelde er zelden mee. Hij stond een paar jaar op mijn kamer
te pronken.
Nu woonde er een paar straten verder een boerengezin waar armoede troef was.
De boerin kwam iedere week de aardappelschillen en ander groenteafval bij ons
ophalen. In ruil kregen we eieren. Zij klaagde nooit, maar moeder wist wel beter.
Het was bijna Sinterklaas, maar zij kon haar kinderen geen cadeaus geven. Zij vroeg
moeder in wanhoop om raad. Moeder had een idee. Zij vroeg mij wat ik met die
tractor van plan was. Nou, ik koesterde dit geschenk al die tijd als een trofee.
Of ik hem wilde afstaan aan Sinterklaas om aan hun zoon te schenken. Daar hoefde
ik niet lang over na te denken, natuurlijk neem maar mee! Die knul heeft er nog jaren
plezier van gehad.
Piet Bergs, Herkenbosch
Onverwachte sneeuw
De sfeer voor de kerstdagen van 1964 was als vanouds.
De heerlijke voorbereidingen in ons grote gezin waren in volle gang. Moeder
maakte lever met die heerlijke saus voor na de nachtmis. De ‘knien in ’t zoor’
die klaar werd gemaakt voor eerste kerstdag zorgde voor de heerlijke geur,
net als de zondagse soep met zelfgemaakte balletjes.
En dan kerstavond naar de nachtmis als misdienaar in de lichte regen… beetje
tegenvallend. De nachtmis met het traditionele slot, ‘de herdertjes lagen bij
nachte’ en dan door de regen naar huis, heerlijk aan de lever met broodjes.
Als misdienaar ’s morgens vroeg uit bed om de eerste mis te dienen… en
de daverende verrassing… 17 cm sneeuw! Het vroor de hele dag en tweede
kerstdag brak de zon door. Het kerstfeest van 1964 om nooit te vergeten.
Wat een zalig feest.
Theo van Rensen, Venlo
Dörf
Dae daag moosj mien jóngste zösterke veur ’t eers nao de bewaarsjool.
En ich moosj ‘m es awdste mitnumme. Klein hendsje in mien handj. Ich bleef
mer nao zien gezichske kieke, wól gèn traone zeen, mien hert brook. Die traone
kwame toch mer ich moosj ‘m achterlaote bie de zuster óm zelf op tied inne
grote sjool d’rnaeve te zeen. Ónger sjpeeltied leep ich mit ein ónröstig hert
róndj. Wie zoow ’t mit ós Truusje zeen? Koosj ich toch ins eff e kieke. Noe vanne
sjpeelplaats aaf, de sjtraot op loupe, det waar wie doodzunj. Mer ich moosj!
Ich moosj! En ’t lökde sjtiekem nao de sjpeelplaats d’rnaeve te loupe. Ich zoog
de zuster wie ein moderkloek loupe tösje de sjpelende bewaarsjool-kinger.
En ich zoog ouch mien zösterke, gèn traone! Mit ein vlinderlich maedsjeshert
sjlaop ich truuk. Noe dink ich nag dök: det ich, bangesjieter, det toen gedörf höb.
Toos Schoenmakers-Visschers, Vlodrop
Winkeltje
Wij mochten vroeger wel eens winkeltje spelen in onze slagerij.
Van de messen en hakbijlen moesten we uiteraard afblijven. Niet
erg, want de kassa met ‘t ping-geluid als de lade openging was
voldoende om het helemaal echt te laten lijken. “Gooje-môrge
meneer, ken ich uch helpe?” De ‘klant’ stalde zijn pakjes soep en
blikgroente bovenop de toonbank. Met de vragen “angers nag get”
of “meug ’t get mier zien?” aapten we onze ouders na. Als we het
winkeltje spelen moe waren, pakten we de rollen papier van de
papierrolhouder en gingen we, gelijk circusartiesten, acrobatisch
balanceren op die rollen. Superleuk, ik heb mooie herinneringen
aan mijn kindertijd.
De meeste slagerijen zijn verdwenen, maar het ‘spelen’ met
messen en hakbijlen fl oreert als nooit tevoren. Kinderen spelen
geen winkeltje meer, ze gamen. ‘Game over’ lijkt me nu niet dé
ultieme herinnering om later met je (klein)kinderen te delen.
Supertriest. Ik houd mijn hart vast.
Ruth Schouwenberg-Dings, Tegelen
Petatte
We woonden op de Herungerweg in Venlo, tegenover D’n Hazewind, tussen de steilrand
en de Straelseweg. Tuinderskassen wisselden zich af met braakliggende grond. Boëte was
ons oneindige speelgebied, een paradijs om unne troshaup te bouwen of hutten te maken.
Smartphones waren er niet en kinderen moesten zichzelf vermaken. Samen met andere
buurtkinderen gingen we vaak een vuurtje maken en petatte roosteren. De een bracht van
thuis wat aardappels mee, de andere een zakmes, weer een ander een beetje petroleum
om het vuurtje sneller op gang te brengen, en natuurlijk moest iemand zout meebrengen.
Nooit vergeet ik de koude winterdagen waarop we rond het vuur zaten te wachten totdat
de aardappels koolzwart waren geblakerd en we met het zakmes de schil verwijderden.
Als ik nu, pakweg een jaar of 55 later, mijn ogen sluit en daar aan terugdenk proef ik nog
altijd de rokerige smaak van de gezouten aardappels. Feest!
Jos Caubo, Steyl
Ter Meulen Post
Het zal ongeveer 2 weken voor Sinterklaas geweest zijn. Zo rond 1970 denk ik. Mijn broer en 2 zussen en
ikzelf waren net uit school. Moeder was als coupeuse in de weer in de kamer achter.
Er stopte een busje van Ter Meulen Post voor de deur, de bezorger droeg een groot, plat pakket naar
buiten. “Mamaaa, een pakje voor ons!”, schreeuwden wij heel hard. Zo snel als toen heb ik mijn moeder
nog nooit zien rennen. Ze trok de bezorger met zijn pakket in een beweging richting het huis van de
buren. Daar stond een totaal verbouwereerde buurvrouw aan de deur en duwde mijn moeder het pakket
naar binnen. Bezorger weg, pakket weg, moeder weer aan het werk.
Sinterklaasavond. Vol verwachting de schuifdeuren open en daar stond: een groot, plat pakket met daarin
een echt tafelvoetbalspel. Daar ontstonden toen de eerste gaten in het bestaansrecht van onze Sint.
Jos van den Heuvel, Weert
Een geheugenmonumentje
Op een druilerige septemberdag in 1963 vertrok ik naar het kleinseminarie
in het verre Brabant. Ondanks mijn roeping en het feit
dat God me toen nog scherp in de gaten hield, ging ik er kapot
van de heimwee, waartegen ik echter met alle inzet knokte.
Het vooruitzicht op Kerstmis thuis sleepte me er door.
Ik wist niet dat mijn lieve vader iedere avond huilde om het
dagelijkse gemis van zijn zoon. Toen ik na vier maanden op mijn
internaatseiland weer landde op het vasteland van Heerlen, stond
mijn vader breedwiekend met zijn armen en lachend van geluk op
me te wachten op het Stationsplein. Met mijn studentenhandje in
zijn grote mijnwerkersknuist begaven we ons door de versgevallen
sneeuw op weg naar onze mooiste kerstvakantie ooit.
Dat is het wezen van kerst begreep ik veel later: juist op tijd
aankomen en je hand leggen in die van je geliefden.
Herman Broekmans, Alphen aan den Rijn
Ruth Dings en haar jongste broertje, zittend voor de slagerij in 1965.