Woensdag 20. 12. 2023 REGIO 11
Kerstverhaal 2023
Door Gerard Compiet
Kerst tegen wil en dank
Kerst nadert langzaam maar zeker.
Leen, een alleenstaande, oude, wat
mopperige dame, wordt stilaan
wakker. Ze ziet het licht van buiten
langs haar niet geheel gesloten
gordijnen de slaapkamer binnendringen.
De contouren van bed,
kast, stoel en nachtkastje worden
geleidelijk zichtbaar. Zin om het
bed uit te komen heeft Leen niet.
Het is onder de dekens te behaaglijk.
Daarentegen zal het nog een
poos duren vooraleer haar kamer
op temperatuur is.
Na nog wat liggen soezen wordt ze
toch nog vrij abrupt wakker. Het is
van een geluid dat van buiten lijkt te
komen. Alsof er iemand met een
voorwerp langs de buitenmuur
wrijft. Voorzichtig opent ze de gordijnen
en schrikt een ogenblik van
de buitenwereld die er oogverblindend
uitziet. Het heeft de voorbije
nacht verrassend genoeg gesneeuwd.
En het sneeuwt nog
steeds. Leen ziet dat de dicht bij
haar slaapkamer staande taxus onder
een dichte donsdeken bedolven
is. Een van de takken hiervan buigt
daarbij onder de sneeuwvracht
richting huis en veegt in een door de
wind veroorzaakte cadans langs het
muuroppervlak. Leen is nu gerustgesteld
maar het volgende ogenblik
windt ze zich echter op. Ze zal haar
tuinman na de kerst op zijn kop geven.
Ze had hem immers opgedragen
de struiken te snoeien, maar
omdat hij dit niet adequaat uitgevoerd
heeft, voelt ze nog steeds haar
hart tot in haar keel kloppen.
Sentimentele zielen
Na het ontbijt rommelt Leen nog
wat in haar kamer waarin niet het
minste spoor van de voor de deur
staande kerst te bespeuren valt.
Geen kerststal, kerstboom of welke
kerstversiering dan ook. Haar hulp
heeft haar nog aangeboden ergens
een kerstkrans, desnoods aan de
buitendeur, op te hangen maar Leen
heeft dit resoluut van de hand gewezen.
‘Kerstmis is iets voor simpele
en sentimentele zielen’, vindt ze. En
dan het feit dat er mensen zijn die
uren in de keuken staan om de
meest exquise kerstgerechten klaar
te maken! Ze moet er niet aan denken.
Een doodordinaire stamppot
met boerenkool gaat het worden.
En daarmee basta.
Na verloop van tijd gaat, zij het heel
zacht, de deurbel. ‘Iemand die zo
schijterig aanbelt, kan niet veel
soeps zijn’, bedenkt Leen en ze
maakt daarom geen aanstalten om
naar de deur te gaan. Maar als er
even later een veel nadrukkelijker
gebel klinkt, sloft ze toch maar de
hal in.
Kerstboom
Meteen na het openen van de deur
stapt er, ongeduldig geworden door
het lange wachten, een jongen, met
kerstmuts op, de hal binnen. Leen
vindt hem al te enthousiast en dirigeert
hem meteen terug naar buiten.
Hij mag pas weer een stap naar
binnen zetten als zijn kleren en
schoenen honderd procent sneeuwvrij
zijn. Binnen in de kamer maakt
de jongen zich bekend als Joost. Hij
heeft een grote tas bij zich en hieruit
tovert hij triomfantelijk een zelfgemaakte
kerstboom tevoorschijn.
Het is een twee keer uit triplex ge-
Vangen
Joost stelt dan maar voor de spin te
vangen en vraagt Leen om een lege
glazen pot. Als ze die gevonden
heeft, gaat hij op een stoel staan en
plant de pot over de spin. Nadat
Leen hem een velletje papier heeft
aangereikt schuift Joost dit tussen
het muuroppervlak en de opening
van de pot. De spin komt nu tot leven
en rent als een razende in de pot
rond. Ontsnappen is er echter niet
bij. Zeker niet als even later de deksel
op de pot gedraaid wordt.
Leen haalt nu opgelucht adem. Ze
vindt Joost van de weeromstuit een
stuk aardiger en geeft hem zelfs een
aai. Ze nodigt hem daarbij uit zijn
tas dan maar weer te openen waarna
ze tot aankoop van de kerstboom
overgaat. En zo gaat Joost even later
weer de sneeuw in. In plaats van
de kerstboom herbergt zijn tas nu
de glazen pot met spin. „Je hebt me
goed geholpen met de verkoop,
spinnetje”, grinnikt hij. Ik zal thuis
een geschikte plek voor je zoeken.”
Glimlachen
Een paar dagen later is het Kerstmis.
Leen heeft voor zichzelf boerenkool
met worst geserveerd. Op
haar tafel staat, eigenlijk tegen haar
principes, deze keer een kerstboompje.
Bovendien heeft ze al zoekend
en rommelend in haar kast een
stompje kaars opgeduikeld. Al
etend kijkt ze nu eens naar het besneeuwde
landschap buiten en dan
weer naar het kerstboompje met
kaars voor haar neus. Bovendien
probeert ze zich het gezicht van dat
aardige Kerstmannetje, dat onverwacht
maar juist op tijd aanbelde,
voor de geest te halen. Ze voelt een
soort van vredigheid. ‘Ben ik nou
ook al besmet met het kerstgevoel?’,
vraagt ze zich af. Om die gedachte
moet ze glimlachen en glimlachen is
voor Leen al heel wat.
zaagde kerstboom met daartussenin
een blokje hout gelijmd. In beide
boomhelften is een ronde uitsparing
voorzien waarin een kerstbal
hangt. Alles staande op een standaard
en netjes in de verf zittend. Of
Leen hier belangstelling voor heeft.
De kosten bedragen 5 euro en de opbrengst
is voor een goed doel. Leen
heeft haar antwoord meteen klaar
en zegt dat ze niet aan Kerstmis
doet en ze er daarom niets voor
voelt zijn knutselwerk te kopen. Op
haar vraag wat het goede doel dan
wel moge zijn waar de opbrengst
voor bestemd is, antwoordt Joost:
„Dat is om ons schoolkamp door te
laten gaan.”
Leren
Leen reageert hier op alsof ze door
een wesp gestoken is. Ze foetert:
„Ze lijken wel gek geworden op die
scholen. Overal zijn ze daar tegenwoordig
mee bezig, behalve met dat
waarmee ze echt bezig moeten zijn
en dat is… leren, leren en nog eens
leren.” Ze verhaalt verder dat haar
neefje van tien de tafels van vermenigvuldiging
nog steeds niet kent,
terwijl zij, Leen, ze al op zevenjarige
leeftijd van buiten kende en wel van
voor naar achter, van achter naar
voor en door elkaar. Joost wacht
rustig tot Leens tirade voorbij is en
gooit nu een ander wapen in de
strijd. Een wapen dat hij van zijn ouders
heeft afgekeken. Deze bezitten
namelijk een zaak in antiek en curiosa
en bij de aan- en verkoop van
veel spullen wordt er flink onderhandeld
en worden in verbaal opzicht
vaak alle registers opengetrokken.
„Deze kerstboom is een
koopje. Het is bovendien de laatste
die ik heb en als u deze niet neemt
zult u er spijt van krijgen”, probeert
hij nu maar. Een en ander heeft echter
geen uitwerking op Leen. Tenslotte
ziet Joost het nutteloze van
zijn pogingen in, pakt daarop zijn
kerstboom weer in en maakt aanstalten
om terug naar buiten te
gaan.
Gillen
Dan, een moment later slechts,
hoort hij Leen luidkeels gillen. Terugkerend
op zijn schreden ziet hij
hoe ze verschrikt uit haar ogen kijkt.
Hij volgt met zijn blik de wijsvinger
van Leen die gestrekt omhoog wijst.
Inderdaad, daar wat hoger op de
muur, zit een spin. Het lijf van het
beestje stelt niet zo bijzonder veel
voor maar door zin acht gespreide
poten lijkt het heel wat. Het volgende
moment moet Leens poetshulp
het ontgelden. Ze maakt haar uit
voor een nietsnut, ja voor alles wat
lelijk is. Hoe vaak had ze haar immers
niet gezegd dat ze de ragebol
moest gebruiken, dat ze alle, maar
dan ook alle spinnen in huis moest
uitroeien. „En moet je daarboven
nou eens zien”, jammert ze. Vervolgens
kijkt ze Joost hoopvol en smekend
aan en vraagt hem: „Jongetje,
kun jij die spin voor mij doodslaan?”
Joost is dit echter geenszins van
plan. „Dat geeft een heel vieze plek
op de muur”, antwoordt hij. Voorts
vervolgt hij dat hij op school toch
wel het een en ander geleerd heeft,
onder andere dat spinnen nuttige
beesten zijn en een functie in de natuur
hebben. Dat kan Leen echter
helemaal niets schelen. „Dat beest
moet weg en zo snel mogelijk”, raast
ze.
Foto's Getty Images