Opgroeien in Limburg 15
Kind van ouder met beperking
vaak niet opgemerkt
Over kinderen van ouders met een
(licht) verstandelijke beperking is vooral
veel niet bekend. Hoe groot die groep is
bijvoorbeeld. In Nederland wonen naar
schatting 1,1 miljoen volwassenen met
een licht verstandelijke beperking. Naar
verwachting heeft een aanzienlijk deel
van hen een gezin, maar om hoeveel
kinderen het gaat is niet duidelijk. Evenmin
is duidelijk wat de gevolgen van de
thuissituatie voor de kinderen in kwestie
zijn. Het Trimbos-instituut, een kennisinstituut
voor mentale gezondheid, neemt
aan dat de gevolgen, net als bij kinderen
van ouders met psychische en/of
verslavingsproblemen, groot kunnen
zijn. Over het algemeen lopen kinderen
uit gezinnen met een kwetsbaarheid
door de omstandigheden thuis een
groter risico om op volwassen leeftijd
(mentale) problemen te ontwikkelen.
Verschillen
Vooral kinderen zonder verstandelijke
beperking blijven ongezien, omdat zij
zelf doorgaans geen probleemgedrag
vertonen en/of omdat ook hun ouders
niet bekend zijn bij de hulpverlening.
Een verstandelijke beperking bij de
ouder in combinatie met stressvolle
situaties thuis kan ertoe leiden dat het
kind niet altijd de juiste zorg van de
ouder kan krijgen. Wetenschappelijk
medewerker Vera Ramaker: “Omdat
de verschillen tussen de gezinnen
groot zijn, variëren de gevolgen voor
de kinderen sterk. Moeilijkheden zijn
vaak terug te voeren op zaken als een
chaotisch huishouden, het gebrek aan
emotionele binding, het ontbreken van
een vast dagritme of het ontberen van
hulp bij het huiswerk. Nemen kinderen
al op jonge leeftijd de zorg voor huishoudelijke
taken en voor broertjes en
zusjes over van ouders, dan kan dat ten
koste gaan van hun eigen ontwikkeling.
Sommige van die kinderen halen dat
later weer in, maar er zijn er ook die als
(jong)volwassenen last krijgen van de
gezinsomstandigheden in hun jeugd.”
Tienduizenden kinderen in Nederland worden opgevoed door een ouder met een
verstandelijke beperking. Zeker als die kinderen zelf geen beperking hebben blijven ze vaak
onopgemerkt voor hulpverleners. Terwijl ze doorgaans best een steuntje in de rug kunnen
gebruiken. “In ieder geval willen ze gezien worden. Ook professionals willen weten hoe om
te gaan met kinderen in deze situatie”, zegt wetenschappelijk medewerker Vera Ramaker van
het Trimbos-instituut.
Volgens het Trimbos-instituut praten
veel kinderen van ouders met een al dan
niet licht verstandelijke beperking amper
over de situatie thuis. Omdat ze loyaal
zijn naar hun ouders, omdat ze zich
schamen voor die situatie of omdat ze
niet weten hoe het anders kan. “Dat kan
tot eenzaamheid leiden. Door hun zwijgen
blijven ze bovendien vaak onder de
radar van hulpverleners”, zegt Vera. “Dat
kun je de professionals niet aanrekenen,
want die geven aan dat het hen ontbreekt
aan kennis om te signaleren welk
kind het thuis moeilijk heeft als gevolg
van een ouder met een beperking. En
als hulpverleners er al achter komen wat
er thuis speelt, weten ze vaak niet hoe
ze deze kinderen kunnen ondersteunen.”
Website
Voor ouders met een (licht) verstandelijke
beperking bestaan diverse hulpmiddelen
en trainingen; voor hun kinderen
is er nauwelijks of geen specifiek ondersteuningsaanbod.
Om daar verandering
in te brengen vroeg het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport het
Trimbos-instituut in 2021 de beschikbare
kennis op dit gebied te verzamelen
en te ontsluiten. Het Trimbos-instituut
deed dat samen met een aantal andere
belangrijke partijen op dit thema,
waaronder Belangenvereniging Sien.
Om zowel voor kinderen van ouders met
een verstandelijke beperking als professionals
van dienst te zijn lanceert het
Trimbos-instituut rond de jaarwisseling
een website met de nodige informatie.
Vera: “Kinderen willen vooral opgemerkt
worden, aandacht voor hun positie en
ondersteuning. Professionals hebben
juist behoefte aan informatie over het
signaleren van problemen en deskundigheid
om kinderen te helpen. Zeker
bij het signaleren kunnen de kraamzorg,
consultatiebureaus en scholen een
belangrijke rol vervullen. Het begint
ermee dat professionals zich bewust
moeten worden van het bestaan van
kinderen van ouders met een verstandelijke
beperking. Als je je daar niet van
bewust bent denk je niet eens aan die
optie als je ziet dat een kind niet lekker
in zijn vel zit.”
Vera Ramaker
Tekst: John Huijs
Beeld: Getty Images
‘Ik ben trots op mijn ouders’
Gerard (33) uit Roermond is het enigst kind van twee zwakbegaafde ouders. Hij wil niet met zijn echte voornaam en al helemaal
niet met zijn familienaam in de krant, bang als hij is dat dit negatieve gevolgen voor zijn ouders kan hebben. “Liefst zou ik hun
namen wel noemen, want ik ben hartstikke trots op mijn beide ouders, omdat ik vind dat ze het gegeven de omstandigheden
juist heel erg goed hebben gedaan. Daar zou ik hen liefst publiekelijk een groot compliment voor geven. Maar we leven in een
rare tijd. Daarom neem ik mijn ouders in bescherming. Zij hebben me liefdevol opgevoed, vooral daar ben ik hen dankbaar voor.
Dat het thuis nogal eens een bende was en dat ik zeker toen ik naar de havo ging niet veel aan hen had, vond ik soms lastig.
Gelukkig had ik ooms en tantes waar ik terecht kon als ik ergens tegenaan liep. In die tijd waren de rollen bij ons thuis vaak
omgedraaid en hielp ik mijn ouders geregeld met allerlei dingen, vooral met papierwerk. Als kind duurt het een tijdje voordat
je doorhebt dat je ouders een beperking hebben. In mijn pubertijd is er ook een periode geweest dat ik me een beetje voor de
thuissituatie schaamde en daarom een tijdje geen vriendjes en vriendinnetjes thuis uitnodigde. Naarmate ik ouder werd, maakte
die gêne plaats voor gepaste trots. En trouwens, het hebben van twee ouders zonder verstandelijke beperking is ook geen
garantie voor een onbezorgde jeugd. Bovendien realiseer ik me dat ik er niet eens was geweest als mijn ouders naar de ongetwijfeld
goedbedoelde adviezen hadden geluisterd om vanwege hun beperking niet aan kinderen te beginnen.”
Hoewel Gerard niet het gevoel heeft dat hij blijvende schade heeft overgehouden aan de gezinssituatie in zijn jeugd, denkt hij
achteraf dat hij het wel fijn gevonden had als er destijds een instantie was geweest waar hij voor specifieke hulp had kunnen
aankloppen. “Ik was in die tijd dankbaar voor de hulp van mijn familie, maar ik had het bijvoorbeeld waardevol gevonden om
met lotgenoten te kunnen praten. Ik snap best dat elke situatie anders is, maar ik denk dat elk kind van een ouder met een beperking
de eenzaamheid en het gevoel van machteloosheid kent. Dat had ik graag gedeeld met een lotgenoot.”