Opgroeien in Limburg 9
‘Good gedaon mam en pap’
“Die eet dat hij zweet en werkt dat hij kou lijdt, die zal kunnen
verwachten vele dagen en nachten dat hij van rouw krijt”, sprak
mijn vader wel eens theatraal. Dat je moest werken voor de kost
werd ons van jongs af aan meegegeven. We werden best vrij
gelaten maar: “’s aoves ’t menke, ‘s mórges auch ’t menke”. Als
we het laat maakten was dat geen probleem als we de volgende
morgen maar weer tijdig en vrolijk ons bed uit kwamen. Én
op zondag mochten we niet vergeten naar de kerk te gaan. Ook
zonder woorden gaven ze dingen door. Ondanks vijf kinderen
hadden ze diverse jaren in de vakanties de zorgen over een
pleegkind erbij. Vrienden mochten altijd blijven logeren en aan
tafel schoven regelmatig gasten aan. “As ze get väör emes anges
duis, höbbe der twieë plezeer”. Goede doelen en verenigingen
klopten niet vergeefs aan. Mijn ouders waren ‘allergisch’ voor
kapsones. Voor hen waren alle mensen van ras of kleur gelijk. “As
ze zich mer gedrage”. Dat verwachte ze ook van ons. Niet alleen
eten is gezond; een portie lachen ook. De humor was nooit ver
weg. Het heeft me gemaakt tot wie ik ben en wat ik doe, alleen
de wekelijkse kerkgang was wat teveel van het goede.
Anjo Timmermans, Neer
Wijze levenslessen
Wij hadden thuis een zoetwarengroothandel, mijn vader was zakenman pur sang, waarvan óók ik de
vruchten heb geplukt door de vele wijze adviezen én levenslessen die hij gaf en die ik weer dankbaar
aanvaardde voor mijn latere eigen zaak. Ik groeide op in een warm en liefdevol gezin. Bij ons was gastvrijheid
troef. Altijd samen aan één grote tafel, beminnelijke en onvergetelijke momenten die nu weer
worden gecontinueerd bij ons eigen gezin. Als katholieke familie gingen wij elke zondag naar de kerk,
mijn vader was vele jaren collectant terwijl ik als misdienaar erg betrokken was bij het geloofsgebeuren.
Later werd ik lid van het kerkelijk zangkoor, hetgeen een prachtige voorbereiding was voor mijn verdere
leven als zanger bij diverse koren. Mijn moeder hielp mij altijd met huiswerk van de lagere school
tot en met het middelbaar, hetgeen ikzelf ook weer deed met mijn eigen kinderen en kleinkinderen.
Respect en aandacht voor de medemens stond hoog in ons vaandel geschreven. Mijn ouders waren
empathische mensen die altijd voor iedereen klaarstonden; helpen waar kan en geïnteresseerd zijn in
je naasten. Eerlijkheid vonden zij buitengewoon belangrijk. Hun motto: “iemand die liegt, die bedriegt”.
Allemaal wijze levenslessen die ik meekreeg en heb doorgegeven aan onze kinderen.
Noël van Hooren, Lanaken
Wat wij van huis uit meekregen
‘Drei-j dae kraan nôw ens óet’, riep mijn vader vroeger altijd als wij het bad lieten vollopen en dat bad was al
gauw té vol naar zijn zin. Als de dagen korter en kouder werden, was het van ‘Deure toe, weej sjtoake neet vur
niks’ en ‘Maak godsamme die lampe óet as der nemes zit’. Iedere dag hetzelfde liedje, was het niet voor mij
bedoeld, dan wel voor een van mijn broers. Superirritant vond ik dat als weerbarstige puberdochter. Jaren later,
zelf moeder. Als er iets was dat ik vaak tegen mijn opgroeiende, toen nog thuiswonende kinderen zei, was dat
exact hetzelfde riedeltje. ‘Drei-j dae kraan ens óet’, deure toe, weej sjtoake neet vur niks en maak al die lampe
baove óet’. Ongeloofl ijk toch. Ben benieuwd of mijn nog kleine kleinkinderen dit over een aantal jaren ook te
horen krijgen van hun vader. Scheelt wel dat hun ouders (nog) geen ligbad hebben en dat er vandaag de dag
energiebesparende ledlampen zijn. De meeste jongeren van nu zijn tevens milieubewuster dan onze generatie
en hebben duurzaamheid hoog in hun vaandel. De meeste jongeren, hè, dus als die van ons langskomen, blijf
ik nog steeds roepen: ‘Deure toe… astebleef!’
Ruth Schouwenberg-Dings, Tegelen
Omkijken naar elkaar
Wat wij van huis uit hebben meegekregen is: Omkijken
naar elkaar. Mijn ouders zijn vroeger verhuisd om in te
gaan wonen bij een oom die weduwnaar was geworden.
Hij is bij ons blijven wonen tot hij stierf. Mijn vader
heeft bij mijn zus ingewoond tot zijn sterven. Vroeger
ben ik samen met mijn zus (ik was een jaar of 6) een
paar nachten gaan slapen bij een mevrouw bij ons in
de straat die weduwe werd en verder geen familie
had in de buurt. Dat deed je gewoon. Je liet iemand
niet alleen. Mijn moeder ging bezoekjes afl eggen of
boodschappen doen bij mensen die hier behoefte aan
hadden. Dan ging ik als kind al met haar mee. Dat heb
ik van haar over genomen. Ik ga ook bij mensen op
bezoek waarvan ik weet dat ze er behoefte aan hebben.
In ons dorp heb ik, samen met vrijwilligers, 15 jaar
geleden een hoeskamer project opgestart. Wij waren
de eerste. Nu zijn er veel hoeskamers. Hier kunnen
mensen terecht om even met anderen samen te zijn.
Kopje koffi e, praten met elkaar, spelletje doen. Gewoon
even samen zijn. Omkijken naar elkaar. Dat is een van
de waardevolle dingen die ik van huis uit heb meegekregen
en waar ik mijn ouders heel dankbaar voor ben.
Maria Habets-Bergmans, St. Geertruid
geboren.
dodenspoorlijn
overleden.
op de
een
en ik een
eindpunt
tuinen en
moeder
kijken die
slechter
Ook goed
rechten“
altijd
in de
gelukkig
minder bedeelde
kan zijn.
Sittard-Geleen
Mijn moeder zei altijd. “Vragen naar leugens
heeft geen zin.” Als je weet dat je
geen eerlijk antwoord krijgt, kun je beter
niets vragen. Je komt het zo af en toe
tegen in je leven. En dan denk ik altijd
aan mijn moeder. Helemaal waar.
Tiny van Soest Geelen, Weert
Beeld: Getty Images